Hechtingsproblemen
Verlatingsangst ontstaat meestal al in de kindertijd, en komt voort uit ervaringen tijdens het opgroeien en hoe jij als kind bent gehecht aan jouw ouders. Hoe ouders met jou omgaan, is hierbij van grote invloed. Als baby ga je voor het eerst een band aan met jouw ouders, die jou verzorgen, voeden, koesteren, troosten en die jou geborgenheid bieden. Op het moment dat je vertrouwd raakt, raak je gehecht.
Functie van hechtingsrelaties
Hechtingsrelaties hebben volgens Bowlby
van origine de functie om overlevingskansen van kinderen te vergroten, doordat
een kind in stressvolle of bedreigende situaties snel kan vluchten en
bescherming kan zoeken bij de ouder. De beschikbaarheid van de ouder speelt een
belangrijke rol bij het soort hechtingsgedrag dat een kind ontwikkelt. Wanneer
het kind door eerdere ervaringen erop vertrouwt dat de ouder (emotioneel) beschikbaar
en aanwezig is in beangstigende situaties, vormt de hechtingsrelatie met de
ouder een veilige basis van waaruit het kind de wereld om zich heen kan
ontdekken. Een kind dat echter onzeker is over de beschikbaarheid van de ouder, durft het dit niet zomaar. Het kind kan hierbij veel angst
voelen, waarbij het zich bijvoorbeeld vastklampt aan vader of moeder.
Hechtingspatronen
Kinderen kunnen volgens Mary
Ainsworth's hechtingstheorie drie patronen van hechtingsgedrag ontwikkelen: veilig
hechtingsgedrag en onveilig hechtingsgedrag met twee varianten, te weten angstig
vermijdend en angstig ambivalent (of weerstand biedend), die ik in de volgende
paragraaf verder toelicht. Aan deze drie hechtingsstijlen werd later een vierde
stijl toegevoegd: gedesorganiseerde hechting. In deze variant ontbreekt een
duidelijke hechtingsstrategie, waardoor het kind wisselt tussen diverse hechtingsstijlen.
Het is hierbij ook mogelijk dat een kind per hechtingsfiguur of per situatie verschillend
hechtingsgedrag laat zien, of dat de stijl verandert doordat leefomstandigheden
veranderen. Zo kan een veilig gehecht kind, alsnog onveilig hechtingsgedrag
laten zien doordat een ouder langdurig ziek wordt of door een scheiding.
Veilige hechting
Je spreekt van veilige hechting in
geval van een duurzame wederzijdse emotionele band tussen ouder en kind. Als
kinderen zich veilig voelen bij hun vader of moeder ontwikkelen ze voldoende
zelfvertrouwen om de wereld te ontdekken, omdat ze de ervaring hebben dat een
ouder er voor hen is in stressvolle situaties. In die gevallen zullen zij de
ouder actief opzoeken en zich makkelijk laten troosten. Als een ouder goed
inspeelt op de signalen van het kind en wat het nodig heeft, ontwikkelt het
kind veilig hechtingsgedrag. Een kind durft, in dat geval, hoe ouder het
wordt steeds meer vrijheid op te zoeken. In het begin is dat spannend en zal
het af en toe omkijken of de ouder er nog is, maar naar mate het vertrouwen groeit,
neemt ook de autonomie toe.
Zo helpt
veilige hechting om op te groeien tot een evenwichtige zelfstandige volwassene.
Kinderen leren hoe ze
met emoties kunnen omgaan en hierover communiceren doordat zij het goede
voorbeeld krijgen. Het kind leert bijvoorbeeld dat anderen gevoelens hebben die
hetzelfde zijn of afwijkend van die van zichzelf.
Zo ontwikkelt het
zelfbewustzijn, empathie en impulscontrole. Hoe beter een ouder in staat is om
het kind aan te voelen, het gedrag te spiegelen en in te spelen of reageren op
de behoeften, des te beter wordt de hechtingsrelatie en hoe groter de kans dat
het gezonde manieren leert om met andere mensen om te gaan. Daarbij
wordt ook het zelfbeeld
gevormd in de interactie met de opvoeders.
Kinderen met veilige hechting
ontwikkelen een positief zelfbeeld en ontwikkelen vertrouwen dat anderen er
voor hen zijn.
Hechtingsproblemen
Wanneer er
tijdens het opgroeien niet voldoende aan de behoeften van een kind wordt
voldaan, bijvoorbeeld omdat het weinig wordt aangeraakt, weinig geknuffeld of
weinig affectie krijgt en steeds wordt afgewezen, bekritiseerd of er geen
ruimte is voor gevoelens, kunnen er hechtingsproblemen ontstaan.
Zoals gezegd beschreef Ainsworth twee
varianten van onveilige hechting: angstig vermijdend en angstig ambivalent.
Angstig vermijdend
Angstig vermijdende kinderen hebben door eerdere ervaringen geleerd dat ze niet
kunnen rekenen op de ouder in onveilige situaties. Daarom zijn zij bij het
opgroeien en onderzoeken van hun leefwereld niet gericht op de ouder. Ze zijn
zeer onafhankelijk, zowel fysiek als emotioneel.
In stressvolle situaties
zoeken zij geen contact met de ouder, omdat zij de ervaring hebben dat zij
worden afgewezen, geen emotionele steun krijgen wanneer zij dat nodig hebben en
niet geholpen worden. Angstig vermijdende kinderen ontwikkelen het geloof dat
zij niks waard zijn doordat zij vaak zijn afgewezen door de persoon die het
meest van hen zou moeten houden. Dit zijn de kinderen die later last kunnen
hebben van bindingsangst, waarbij zij intimiteit vermijden.
Angstig ambivalent
Angstig ambivalente kinderen laten
zoals de term suggereert ambivalent gedrag zien ten opzichte van de ouder. Het
kind zal zich gewoonlijk vastklampen en afhankelijk gedrag laten zien in plaats
van vrijuit de omgeving ontdekken, maar kan in een beangstigende situatie de
ouder afwijzen en weerstand bieden wanneer deze het kind wilt troosten omdat
het kind niet durft te vertrouwen op de zorg van de ouder.
Dit gedrag is vaak
het resultaat van onvoorspelbaarheid in de reactie van ouders en niet
consistent reageren op de behoeften van het kind. Dit zie je bijvoorbeeld bij
kinderen die opgroeien bij ouders met psychische problemen, die aan de ene kant liefdevol en gevoelig
reageren en aan de andere kant emotionele uitbarstingen kunnen hebben omdat het
ze te veel wordt. In die gevallen is de ouder zowel een bron van veiligheid als van
onveiligheid.
Dit zijn de kinderen die later verlatingsangst kunnen ontwikkelen, waarbij zij sterk gericht zijn op het vastklampen van de partner. Omdat zij een diep ongeloof hebben dat de partner er voor hen zal zijn, nemen zij soms afstand of wijzen zij zelf hun partner af. Beide bewegingen, zowel het aantrekken als afstoten, gaan gepaard met een gevoel van onveiligheid.
'Zijn jullie helemaal gek geworden?!'
Met een knal breekt het bord in tig kleine stukjes uit elkaar boven de hoofden van mij en mijn zus. De splinters porselein als hagel verspreid over het rode leren bankje en op de vloerbedekking. Mijn zus en ik zitten ineengedoken tegen elkaar. We durven geen woord meer te zeggen.
'Nu is het genoeg! Verdwijn maar naar je kamer. Ik ben jullie spuugzat', tiert mijn moeder.
We snellen de trap op naar boven, uit het zicht, waarna mijn moeder instort. Ze zakt op de bank met haar billen tussen de scherven en handen voor haar ogen. Een uiting van haar wanhoop, een gebroken bord, een gebroken vrouw.
Mijn moeder is een liefdevolle moeder. Wel was zij emotioneel instabiel en beschadigd door ervaringen in haar leven. Ook was zij overbelast met vier jonge kinderen. Zij kon de zorg in haar eentje maar amper dragen. Een moeder die schreeuwde vanuit machteloosheid. Een moeder in de overlevingsstand. Een moeder die mij niet altijd heeft gezien. Niet kon zien.
Ouders zijn gewoon mensen
Zo kunnen ouders onbedoeld grote invloed hebben op de
hechtingsstijl die een kind ontwikkelt. Het gaat er hierbij niet om of ouders
het goed of slecht hebben gedaan, zelfs niet wanneer zij grove steken hebben
laten vallen. Ouders zijn ook maar gewoon mensen, die op stressvolle situaties
kunnen reageren met ongecontroleerde emotionele uitlatingen. Soms zijn zij zelf
onveilig gehecht of beschadigd door moeilijke ervaringen in het leven. Of er
waren andere onfortuinlijke omstandigheden tijdens het opgroeien, zoals ziekte
of geldproblemen. Hierdoor zijn zij geprogrammeerd door wat zij zelf hebben
meegemaakt wat zich vervolgens kan uiten in de interactie met hun kinderen. Bijna
niemand is in essentie een slecht mens. Bijna niemand wil opzettelijk een ander
pijn doen, en al helemaal een eigen kind niet.
Van generatie op generatie
Toch zijn er ondanks alle goede
intenties heel veel kinderen in benarde thuissituaties. De ouders van deze
kinderen zijn niet allemaal sadisten. Het zijn vaak ouders met een eigen
geschiedenis of ouders die hun kinderen opvoeden onder zware omstandigheden. Zij
kunnen emotioneel te instabiel zijn om hun
kinderen voldoende comfort en bescherming te bieden. Zo is het emotioneel
terugtrekken van moeders, bijvoorbeeld in geval van een post natale depressie,
een van de grootste voorspellers voor mentale instabiliteit bij kinderen. Deze
kinderen kunnen vergelijkbaar gedrag laten zien op latere leeftijd, wanneer zij
zelf kinderen hebben. Op deze manier kunnen hechtingsproblemen van generatie op
generatie worden doorgegeven.
Onveilige hechting gaat niet per definitie over fysieke onveiligheid, zoals ernstige mishandeling. Hechtingsproblemen die verlatingsangst veroorzaken komen niet alleen voor bij kinderen die misbruik of geweld of allerlei andere akelige dingen hebben meegemaakt tijdens de jeugd. Vaak zie je deze problemen ook bij verlies van een ouder door overlijden of bij vroege verlating, bijvoorbeeld in geval van een scheiding.
Emotionele verwaarlozing
Onveilige hechting zie je ook bij
emotionele verwaarlozing. Dit laatste komt voor in gezinnen waarin weinig
ruimte was voor het uiten van emoties. In dat geval werd je wel goed verzorgd
en gevoed, maar deden je emotionele behoeften er niet toe. Wanneer ouders zelf
nooit geleerd hebben om met hun emoties om te gaan, om deze te herkennen en
erkennen dan kunnen zij dit ook hun kinderen niet leren. Ook hier kan onveilige
hechting ontstaan.
Hechting vs. authenticiteit
Stel dat je bent
opgegroeid met het oordeel dat emoties een teken van zwakte zijn en dat het
uiten ervan zeuren is, dan is een deel van wie jij bent steevast afgewezen,
niet gezien en niet erkend. Misschien heb je net als ik als kind geleerd
dat het laten zien van jouw gevoelens en behoeften ervoor zorgt dat je ouder(s)
zich terugtrekken of boos worden. In dat geval heb je geleerd dat je jouw eigen
emoties moest onderdrukken en doen alsof alles oké was. Misschien heb je je
hierdoor van binnen enorm kwetsbaar, eenzaam, hopeloos en machteloos gevoeld,
maar je deed alsof er niks aan de hand was met jou.
Kindfactoren
Het wel of niet ontstaan van onveilige hechting is niet
alleen afhankelijk van het gedrag van de ouder. Naast de beschikbaarheid van
ouders en hoe zij reageren op het kind speelt ook het temperament van het kind een rol. Dit bepaalt namelijk hoe een ouder erop reageert. Een kind
met een pittig karakter heeft een gevoelige en geduldige ouder nodig om veilige
hechting te ontwikkelen. Wanneer een kind onregelmatig eet en slaapt, en vaak
moet huilen dan kan een ouder uitgeput raken waardoor het minder sensitief
reageert op wat het kind nodig heeft.
Leeftijd is ook van belang. In vroegkinderlijke situaties met veel heftige emoties, zoals een scheiding of overlijden, kan je nog te jong of niet in staat zijn om die emoties te begrijpen of er mee om te gaan. Je wordt overweldigd door emoties zonder genoeg levenservaring om de gebeurtenis in perspectief te plaatsen.
Verder verschilt het per kind hoe emotioneel kwetsbaar het is, het ene kind is gevoeliger dan het andere waardoor er soms maar weinig nodig is om een emotionele reactie op te roepen en je emoties meer intens ervaart dan een ander. Ook kan het dat je minder snel terugkeert naar een basisniveau van rust, zodat het langer duurt om te herstellen van emotionele gebeurtenissen.
Zo zijn er diverse factoren van invloed of je als kind hechtingsproblemen ontwikkelt:
- de kwaliteit van de hechtingsrelatie,
- ouderfactoren,
- kindfactoren
- beschermende factoren zoals een steunend netwerk
- risicofactoren zoals geldproblemen
Hechtingstrauma
Hechtingstrauma of ontwikkelingstrauma zijn termen
die vaak gebruikt worden om de impact van ingrijpende vroegkinderlijke
gebeurtenissen aan te geven. Het zijn geen officieel erkende termen of
diagnoses. Het gaat erom dat er gebeurtenissen waren binnen voor jou
belangrijke relaties, die zoveel indruk hebben gemaakt dat ze je letterlijk
hebben gevormd, waardoor verlatingsangst kon ontstaan.
Hechtingstrauma heeft impact op jouw brein en zenuwstelsel waardoor je automatisch reageert op allerlei prikkels. Lees hier meer over de werking van het brein en zenuwstelsel.